93
de woesteling eensklaps zijne beenen sloot, stortte ik
voor haar neder. Verschrikt wendde zij zich om, en
hoewel ik meende dat mijne liefde en de smart, die
ik thans gevoelde, duidelijk op mijn aangezigt moesten
te lezen zijn, barstte de onwaardige Dulcinea in een
vrolijk lagchen uit.
Ik was opgestaansmartteleurstelling en ver
bittering kampten in mijne ziel om den voorrang, ik
was niet in staat langer op het tooneel mijner schande
te blijven en liep naar mijn logement terug. Woest
wierp ik mij op een en stoel neder en keek met wraak-
ademende oogen voor mij heen. Allerlei gedachten
doorkruisten mijn hoofd en ik kon tot geen besluit
komen.
Was mijne verovering naauwelijks begonnen, reeds
mislukt, en mijne nederlaag zeker, of zoude ik het
nogmaals wagen?
Snel stond ik op, en na mijne bemorste kleederen
verwisseld te hebben, begaf ik mij weder naar buiten.
Weldra had ik het voorwerp mijner liefde bemerkt en
ging weder naar haar toe, doch thans voorzigtiger dan
zoo even. Ik was haar bijna genaderd, reeds wenschte
ik mij geluk met mijne nieuwe taktiek, toen de aan
gebedene zich eensklaps omkeerde en weldra in eene
der bijliggende straten verdween. Eene verwensching
mompelende, drong ik vooruit; thans geene bespotting
meer te vreezen hebbende, deed ik meenigeen de kracht
mijner vuisten gevoelen en was weldra de straat ge
naderd nog een paar stappen en daar liep zij naauwelijks
tien passen vooruit. Ik kon mij niet langer inhouden,
met een paar sprongen, waar een jaguar zelfs verbaasd
van zou hebben opgekeken, had ik haar ingehaald.