25 vaderland, en bij wie dat medelijden geen lust opwekt tot verbetering, maar, dat bun den raad doet geven, werke loos te blijven en af te wachten tot liet den een of ander behaagt Nederland te annexeren. Die, met wegwerping van de roemrijke geschiedenis huns lands, twijfelen aan den moed hunner landgenootenen die spreken van overgaaf en onderwerping, alsof het niets ware de schande te dragen deel uit te maken van een staat, die eertijds krachtig en vrij, door laauwheid en onverschilligheid te gronde ging. Maar wel schoon voor die echte Nederlandersdie even als weleer veel, ja alles zouden over hebben voor de on afhankelijkheid huns vaderlands, en die, al of niet twijfe lende aan het welslagen van een verdediging tegen een ster keren vijand, alle pogingen willen inspannen om de kans daartoe zoo groot mogelijk te maken, en die als zoodanig wel zullen willen medewerken tot een goede en nuttige uit voering van dat denkbeeld. Maar nu de, uitvoering In bijna iedere stad zijn afzonderlijke, op zich zelf staande vereenigingen opgerigt, overal is een verschillende uniform aangenomen en daardoor is de zoo wenschelijke eenheid niet bevorderd. Ook in het doel dat men zich voorstelt, bestaat bij ver scheidene vereenigingen verschileenige willen in geval van nood en corps uittrekken, terwijl andere juist dan ontbonden worden, zoodat deze zich alleen ten doel stellen gelegenheid te geven aan ieder burger zich te oefenen in het exerceren en schietenopdat hij bij een oorlog willende uittrekken bruikbaar zou zijn.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1870 | | pagina 103