'33 van ongeveer tien minuten en zoolang wij het niet voorbij waren, ging onze vaart dan ook uiterst voorspoedig. Wij begonnen reeds den gek te scheren met de. woorden van Kees, toen wij het eilandje voorbij zijnde, eensklaps door een hevigen wind tegen den regter oever geworpen werden. Een vreesselijk gekraak deed zich hooren en in een wip waren wij allen op den oever gesprongen, bepaald den kende, dat de boot een lek bekomen had. Zij werd nu naauwkeurig nagezien, doch tot ons geluk bevonden wij dat zij volstrekt geen schade gekregen had wij beraadslaagden nu over hetgeen ons te doen stond; de een stelde voor te trachten naar de overzijde te roeijen en dan maar naar huis te gaan, daar het, zoolang wij aan de regter zijde warenonmogelijk zou zijn tegen den stroom op te roeijen een ander wilde de boot langs den oever tot aan de overzijde van het stadje G. slepen en ze daar tot den volgenden morgen laten liggen, en zelf langs een om weg in de stad komendoch daar wij dan minstens een kwartier door slik en modder moesten wandelen, werd dit voorstel door de anderen eenparig verworpen; weer een ander wilde blijven liggen tot de storm wat verminderd was; maar nadat ieder een voorstel gedaan had, werd er besloten om het eerste aan te nemen en naar de overzijde te roeijen. Wij begaven ons dus weder in de boot en be proefden of wij haar ook van den kant af konden krijgen. Ter naauwernood hadden wij echter de boot gewend of reeds werden wij weder met zulk een kracht tegen den kant aangeworpen, dat G.die aan het roer zat, door den schok zijn evenwigt verloor en in het water viel. Onze eerste 3

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1870 | | pagina 111