EEN REISSÖIJVEMII. Kent gij Freséburggeachte lezer of lezeres? Zoo niet vergezel mij dan spoed:g derwaarts; de vallei, in welker midden liet ligt, vertoont zich in een geheim zinnig schemerlicht, en schijnt ruimer te ademen nu de verschroeijende zonnestralen haar niet meer bereiken kun nen. De avondlucht is er heerlijk; gij kunt er bloots hoofds rondwandelen, en het dezen avond nog geheel leeren kennen, want het is slechts een kleine kolonie, in die reuzennatuur. Naar alle zijden zult gij met genoegen rondzien; overal teekenen de bergen zich scherp tegen de nog heldere lucht af, en dat hutje op den Weissen Iïïrsch doet alle moeite om de aandacht der wandelaars tot zich te trekken. Hebt gij buiten genoeg genoten, volg mij dan naar binnen in het kleine, nette hotel en zet u naast mij neder voor het geopende venster. Daar zat ik ook den 12den Augustus 1868 en ik ge noot er veel. Maar niet allen, die daar den avond door- bragten, genoten er; neen, ik kwam er zelfs door toeval lige omstandigheden in kennis met iemand, die aan de vreesselijkste wanhoop ten prooi was en het leven haatte. Ofschoon het mij een weinig aan het harte gaat u uit uw vrolijke stemming te brengen, kan ik echter niet na laten u deelgenoot van die ontmoeting te maken. 5

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1870 | | pagina 143