66 Dien I2den Augustus had ik een langen togt gedaan van Blankenburg over Thale en de Rosztrappeen toen ik te Freseburg aankwam, begreep ik spoedig Hexen Tanzplatz niet meer op een behoorlijk uur te kunnen bereiken. Daarom besloot ik den verderen avond met flaneren en uitrusten door te brengen, en den volgenden morgen met nieuwen moed verder te wandelen. Ter afwisseling naar binnen gegaan, zag ik in de eetzaal, die ook tot gezel schapszaal diende, een piano staan, en ofschoon het een ouderwetseh hakkebord was, kon ik den lust niet bedwingen mijne vingers over de toetsen te laten gaan. Op het gezelschap in de zaal had ik weinig acht ge slagen, en toen een paar heeren haar verlaten hadden, waande ik mij geheel alleen. Door het toeval geleid, bepaalden mijne gedachten zich tot de Adelaide van Beethoven, en al rammelden of ringkinkelden sommige toonen, het „Lied der Liederen" was toch uit mijn spel te herkennen, zooals de volgende gebeurtenis mij bewees. Nadat het laatste akkoord door een stilte was vervan gen, hoorde ik voetstappen achter mij; ik wendde mij om, en uit beleefdheid drukte ik weldra de hand, die een goed gekleed jongmensch mij zonder een enkel* woord te spreken, toereikte. Bij den eersten oogopslag had hij niets bijzonders; een rijzige, flinke gestalte, een goed gevormd hoofd, was alles wat ik door de duisternis van dit ge deelte der zaal kon onderscheiden. Zijn hand beefde echter zeer merkbaar. Weldra werd ik gelukkig uit die vreemde positie gered

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1870 | | pagina 144