75 verkrijgen. Nu durf ik er mij niet over uit te laten, want verbeeld u eens dat ik zei: Bij 't licht eener walmende vetkaars zie ik Neen ik durf liet niet zeggen; ik zou u, jonge lezer, misschien een kleur aanjagen. 't Is waar ook ik ging naar bedmaar eerst moest ik mijn hoofd nog een paar maal aan de lange, magere droog stokken stooten. Misschien had ik distracties of iets der gelijks; ik begrijp het anders niet. Dien nacht bragt ik in talrijk gezelschap door; aange zien ik echter niet van brommende gasten houd sloeg ik naar alle zijden van mij af tot dat mijne armen eindelijk vermoeid neervielen en de slaap mijne oogen sloot. Na eene heerlijke rust ontwaakte ik vroegtijdig, wreef mij de droomen uit het hoofd, en spoedde mij naar bene den, waar mijne beide reisgenooten reeds van ongeduld stonden te stampvoeten. Zij hadden zeker niet zoo heer lijk geslapen als ik, want anders konden zij immers on mogelijk zoo vroeg reeds bij de hand zijn om te brommen! Een oogenblik voor mijn vertrek overhandigde de Ober- kellner mij een brief, dien ik niet kan nalaten hier te doen volgen uit achting voor de belangstelling, welke mijn verhaal tot hiertoe welligt is te beurt gevallen. Hij luidde: Mijnheer Mijn gedrag jegens u is zoo vreemd, zoo raadselachtig, dat ik geen oogenblik langer mag wachten u mijne wel gemeende excuses te maken en eenige ophelderingen te laten volgen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1870 | | pagina 153