79 zijt gij het, die mijn besluit tot rijpheid hebt doen komen. Wanneer gij dezen brief ontvangt, ben ik reeds ver weg. Doe geen moeite mij weder te vinden, zij zon toch te ver geefs aangewend zijn; niemand weet waarheen ik gegaan ben; ter naauwernood weet ik het zelf. Wij zullen el kander nimmer tprug zien. maar welk lot mij ook nog in de toekomst wacht, steeds zal ik de door n betoonde vriendschap gedenken; steeds zal ik u mijn vriend noemen. Albert D Het laatste gedeelte scheen in overhaasting geschreven de ongelukkige had spoedig willen eindigen, misschien om te vertrekken, misschien ook door de uitputting zijner krachten. Geheel onder den indruk van het gelezene, gebruikte ik mijn ontbijt (het smaakte toch waarlijk niet kwaad). Op eens ging er een licht voor mij opdie vrouw moest ik gezien hebben, en wel niet lang geleden; ze slond, als het ware nog voor mij. Hebt gij haar niet reeds herkend, slimme lezer? Eedenk u anders evenden 12den Aug. op de Rosz/rappeheeft zij toen uw aandacht niet tot zich getrokken? Ja, die vrouw is het geweest. Zij deed met haar broeder een kleine re:s om het verschrikkelijk verleden te vergeten, maar dat was niet meer te vergeten; er waren te diepe wonden geslagen. Op het punt te vertrekken, kwam de Wirth naar mij toe met een telegram voor den Heer A. D..., door een expres uit Thale medegebragt. Mij voor een vriend van den met de noorderzon vertrokkene houdende, liet hij het aan mij over, hoe verder te handelen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1870 | | pagina 157