TWEE BLADZIJDEN UIT HET LEVEN
VAN EEN VADER,
„Nog altijd zoo pijnlijk moeder? Willen die akelige
steken in de zijde je dan maar niet met rust laten? O
mijn God, daar begint die hoest je ook weer te kwellen; en
daarbij te moeten staan zonder iets, ook niet liet minste
te kunnen doen, om je bij te staan, zonder in staat te zijn
je te helpen die pijnen te dragen zooals wij sinds twintig
jaar elkaar met alles geholpen hebben; het is verschrik-
kelijk, het is godgeklaagd, het is
„Stil Willem, stil; ik weet wel dat het hard voor je is,
daar zoo werkeloos bij te moeten staan; maar het is een
maal zoo, en als wij moeten scheiden, dat misschien maar
al te spoedig zal gebeuren, dan ben je immers toch niet
alleen, je houdt immers ons kind over, onze Louise."
„Je hebt weer gelijk viouw, zooals altijd, maar praat
nu niet meer; je weet wat de dokter gezegd heeft, daar
kan je arme keel niet meer tegen. Hier, drink nog eens
wat; 't is gelukkig dat dat gerstewater niet duur is; anders
zou ik je dat ook niet eens kunnen geven. Eu probeer
nu eens om om nog wat te slapenen denk maar niet
over nare dingen; hoor, beste vrouw, wees maar niet on
gerust voor mij; ik blijf hier bij je zitten, en dadelijk zal
Louise ook wel weer t'huis komen; slaap wel."
8