133
scheiden. Spoedig vertoonden zich de voorteekenen van
een zware ziekte, en men had hem getransporteerd naar
een gasthuis in de naastbij gelegen stad. Hij was erg ziek
geweest, en het had lang geduurd ook. Maar men sterft
niet van smart; eindelijk was de ziekte geweken, en lang
zamerhand was hij in beterschap toegenomen. Aanvankelijk
ondervond hij eene gewaarwording alsof er over zijn ge
heugen een benevelend waas verspreid lag. Toen hij voor
het eerst het bed had verlaten, toen hij voor de eerste
maal naar buiten zag, bemerkte hij dat de hoornen kaal
waren geworden, en hij besloot dat hij zeer lang ziek moest
zijn geweest, want nog flaauw herinnerde hij zich, dat
toen hij voor het laatst op straat was geweest in dien
bangen, bangen nacht, hij de wind zoo akelig door de
blaaren had liooren ruischen. Maar toen was ook lang
zamerhand de werkelijkheid in al haar koude vormen, met
al haar ter nederdrukkende kracht voor zijn geest terug
gekeerd; maar al te duidelijk herinnerde hij zich weêr alles
wat er gebeurd was; maar al te levendig voelde hij weêr
al het treurige van zijn toestand, al het sombere van zijn
verlatenheid.
Eindelijk had hij het gasthuis kunnen verlaten, en daar
stond hij geheel alleen in die koude, wijde wereld, 't Was
onmogelijk om zóó te blijven voortleven Louise zou waar
schijnlijk nog leven; hij wilde haar gaan zoeken, het mogt,
kosten wat het wilde. En zoo was hij, niet zonder on
gelooflijke moeite, in Parijs gekomen. Hij was in dezelfde
stad als zijn kind; maar hoe zou hij haar nu vinden? 't Is
een treurig gezigt, hem daar zoo droefgeestig, schier aan
doffe wanhoop ten prooi, te zien ronddolen. Zie, hoe hij