66
uit vloeijenvat deze gelegenheid aan om een-ieder
te doen weten wat gij denktdat er hier in het ver
borgen verkeerds, ja zelfs misdadigs wordt verrigt.
Vat die gelegenheid aan, zeg ik, want zelden wordt
er een geboden zoo schoon om geloof te verkrijgen,
want gij hebt regt; zulk een mishandeling kan niet
goedgekeurd worden; niemand kan willen, dat zijn
zoonsneven of kennisseneenmaal aan de Akademie
gekomen, mishandeld worden.
Maar dit is geen verontschuldiging voor Udie in
het voordeel geplaatst door dit voorval, daarvan
misbruik makenom het geloof veld te doen winnen
dat de Akademie een inrigting iswaar in stilte
wreedheden en ongeoorloofde praktijken plaats hebben,
als het in bewaring geven van zedelooze boeken aan
nieuw aangestelde Kadets, om bij een inspectie daar
voor zelf niet gestraft te worden; als het last geven
aan die Kadets zich allerlei zaken aan te schaffen ten
behoeve van oudere kadetsalsof die hun niet ver
goed worden; waar de nieuwe Kadets belet worden
hunne studiën te verrigtenzoo zelfsdat zij daardoor
menigmaal zouden te kort komen bij hun overgangs
examen, terwijl zij NB. in een zaal geheel afge
scheiden van de oudere Kadets hunne eigen-oefeningen
houden, ja zelfs afgescheiden van de oudere Kadets,
die in het eerste studiejaar zijn overgebleven.
Neendat moogt gij niet doenwant daardoor geeft
gij aan de Kadets gelegenheid verontwaardigd te zijn
over het oordeel door U uitgesproken.
Er is een tijd geweest, dat er mishandelingen plaats
hadden, die welligt den naam van wreedheden ver-