8 Wij hebben de roeping van den militair eenigzins uiteen gezet en het schoone er van zooveel mogelijk aangewezen vestigen wij nu onze aandacht op den militair zelfhoe hebben wij hem leeren kennen? Ja, wel eens als een pruttelaar met den mond, maar waarlijk hij meende het zoo kwaad nietzag men hem in zijn hart, dan Avas hij tevredenen in tijden van gevaar zal hij steeds bereid wezen zijn pruttelen te vergeten, en alles voorliet Vader land op te offeren. Men heeft wel eens willen beweren dat de militair altijd gebonden, onderworpen en nooit vrij was, maar dit is het geval niet. Hij heeft een chef, aan wien hij wel is waar ondergeschikt is, maar geenszins op slaafsche wijze; hij volgt de bevelen op, die hem gegeven worden, maar waar van hij meestal de strekking en het doel kan begrijpen; hij ziet het nut van de opvolging van die bevelen meestal in, en wanneer hij zich bezwaard gevoelt over ondergane beleedigingenof hem opgelegde straffen kan hij immers zijn beklag indienen, en vindt hij in iederen regtgeaarden meerdere een beschermer van zijne regten. Neende militair geniet veel vrijheid, hij behoeft niet te kruipen; hij hangt niet van een of meer personen af; hij is vrij wereldbur ger, hij heeft zijne regten, hij behoeft niemand naar de oogen te zien, als zoo vele anderen; hij mag trotscn zijn op zijnen stand. Door de hoogachting, die hem voor zijn standals het ware wordt ingeborenzal hij zorgen dat er geen vlek komt op dien stand, zal hij zijn uiterste best doen, hem in eere te houden, zal hij aangespoord worden tot eene naauwe pligtsbetrachtingen dit zal ook van in-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1870 | | pagina 86