IK. (een verhaal naar leugen en GESCHETST.) «.Wie is die onbeschaamde, die daar zoo botweg met ik begint." //Kalmte, als 'tu belieft, mevrouw; wanneer ik toch over ik schrijf, moet ik wel beginnen met ik, en daar om zal ik nog eens met ik aanvangen." Ik was nog jong, toen ik geboren werd; ja, men heeft mij wel eens verteld, dat ik toen zoo merkwaardig jong was, dat men besloten heeft van dien tijd af mijne jaren te tellen. Mij was het lot beschoren geene moeder, ik bedoel geen vader, meer te hebben, toen ik geboren werd. Mijne moe der had juist genoeg om alleen te leven, derhalve was ik van mijne geboorte af aan overcompleet, doch, altijd vol gens de overlevering; want over dien tijd ligt voor mij een sluijer, hetzij omdat ik toen niet wilde of kon opmerken, hetzij omdat het opgemerkte zoo kort in den opmerkings geest vertoefde; doch, zeg ik, naauwelijks was ik twee jaren oud of een oom, een rijke oom, trok zich mijner aan. Ik had hem op straat eens tegen het lijf geloopen, en hij had daarin zoo'n merkwaardige overeenkomst met de manier van kennismaking met zijne vrouw gevonden WAARHEID

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1871 | | pagina 101