41 vooral, namelijk dat die tijd zoo eentoonig was. Daarom wil ik u, de eentoonigheid niet en tocli iets willende ver halen, een voorval mededeelen, dat u nog een blik doet werpen in de levenswijze van die twee wezens waarmede ik gedoemd was te leven, en mij toevallig ontdekte hoe het kwam dat ik de eer had zulke schepsels tot familie te hebben. Toen dit plaats greep, was ik even elf jaar. Zooals ik reeds vroeger meen gezegd te hebben, ging die niet-tante van mij uit op de uren, dat vele heeren door de stad en op algemeene wandelplaatsen, om zoo te zeggen, boemelden. Zij scheen zich daar nog al dwaas aan te stellen, ten minste eenige heeren zagen in haar een werktuig tot het volvoeren van allerlei plannetjes, en door een werd zij uitverkoren, om in eene zaak hare hulp te bieden. Degeendie haar had uitgekozeneen zekere mijnheer Losmos, begon bezoeken bij mijne tantes af te leggenom zoodoende beter zijn plan ten uitvoer te kun nen brengen. Zoo kwam hij eens 'savonds bij ons, ter wijl ik mij onledig hield met Robinson Crusoë te bestu- deeren. Mijne niet-tante, of hoe u ze noemen wil, was aardiger en spraakzamer dan ik dacht, doch mijne andere tante speelde meesterlijk de rol van la muette de Portici namelijk wat het spreken aanging, en zeide zij wat, zoo wat het onbenullig of iets dat nergens opsloeg. Losmos, die somtijds evenwel het gesprek niet goed gaande kon hou den, sprak nu en dan ook over mij, en zoo vroeg hij dan ook eens in welke betrekking ik tot hen stond, en daar begon mijne werkelijke tante met eenen woordenvloed, zoo als ik nog nooit van haar had gehoord, een verhaal op te disschen, dat noch door de wenken mijner niet-tante, noch,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1871 | | pagina 107