46 wier stem de uwe veel gelijkt, en mij; maar tocli" Ik stikte bijna van het lagchen, en hoorde daardoor niets meer; ik kon het niet meer uithouden en sloop zoo stil mogelijk weg. Drie weken lang zeide mijne tante Keetje nietsen nim mer zag ik Losmos onzen drempel weder overschrijden. Wat zie ik mevrouw, u geeuwt; neen, dat is al te erg, ik weet dat ik vervelend ben, maar dat ik het zoo erg was, wist ik niet. Ik wil niet onbeleefd zijn, door u een verwijt te doen, dat het onbetamelijk is om uwe minach ting voor mijn verhaal zoo aan den dag te leggen; maar u zult thans ook niet van mij vorderen verder te gaanen daarom kort en goed, basta. A. A. H. v. H. BLADVULLING van een Asymptoot. Weer is een jaar voorbijgegaan, Doch 'tbracht mij geen promotie aan; Ik denk maar, wat ook hier geschiedt: z/Zij die gelooven, haasten niet." G. d. R.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1871 | | pagina 112