56 „dan ook liet nieuws, dat ik u ga mededeelen, niet zeer gunstig. «De Duitsche troepen hadden een uitval der belegerde „Parijzenaars zegevierend teruggeslagen. Een der gekwet sten een jong officier, werd aan mijn behandeling toever- „trouwd. Hij had een doodelijke wonde gekregen en het „was te zien dat het spoedig met hem gedaan zou zijn. „Eenige uren voor zijn dood liet hij mij roepen en toen „ik kwam verzocht hij mij hem een laatste dienst te be i-wijzen. Ik stemde gaarne daarin toe, waarop hij mij een „gouden horlogie gaf met het verzoek dat aan zijn moeder „te willen zenden. Het is in hét nevensgaande pakje, een „ouderwetsch stuk, zeker uit de vorige eeuw. Uit het „adres zag ik dat mijn patient niemand anders was dan „de door u bedoelde jongeling. Ik maakte mij dadelijk als „Hollander bekend en begon onze taal te spreken, maar „hij bad mij om tot het laatste toe de taal van zijn land „te mogen hooien. Toen deelde hij mij mede hoe hij, vol „haat tegen den Keizer, met zijn vriend in het leger ge- komen was. Zij hadden, zoo zeide hij, ook voor geen „misdaad teruggedeinsd om hun land te bevrijden, maar „de ramp van Sédan had dat onnoodig gemaakt. Toen „had hij der Hepubliek zijne diensten geboden, maar geest drift en dapperheid konden niet meer goedmaken wat het „wanbestuur bedorven had, en hij had mede terug moeten „trekken naar Parijs. ,„En nu," vervolgde hij„ik zal de zegepraal onzer goede „zaak niet zien, maar zeg aan mijn moeder dat mijn laat ste wenschen voor haar waren en voor de vrijheid van ons „vaderland!

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1871 | | pagina 122