MIJMERINGEN Kent gij het genot, waarde lezer, dat iemand smaakt, wanneer hij op een zomermiddag na een gezellig diner zich buiten met een fijne sighar op een gemakkelijken stoel nedervleit. Met hoeveel genoegen ziet hij dan de wolkjes van zijn sigaar kronkelend naar boven stijgen, om zich eindelijk in het onmetelijke uitspansel tot niets op te lossen. De wolken, die in het zwerk door een zachten wind worden voortgedreven, nemen dan voor zijn verbeel ding allerlei kleuren en gedaanten aan; nu eens meent hij er geheele natuurtooneelendan eens beelden van wezens, die hij kent, in waar te nemen. Langzamerhand wordt zijn oog vermoeid van het staren en begint het te knipoo- genzijn hoofd te knikkebollen en de asch van zijn sigaar valt ongemerkt op zijn goed neder. Het oog heeft dan het zijne gehad, en de geest begint haar eigene fantasien te scheppen. Beelden van vervlogen tijden, illusien van de toekomst rijzen in zijn gedachten op, en de werkzame geest roept tafereelen te voorschijn, die hij nimmer in het leven gezien heeft. In zoo'n toestand bevond ik mij in het verlof op een hemelschen zomer-namiddag. I

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1871 | | pagina 125