61
Och, beste man, laten wij den tijd maar niet vooruit-»
loopen; die zal wel leeren wat liet beste voor onzen "Wil
lem is
Ik knikkebolde, en liet tafereel verdween voor mijn oo-
gen; ik sloeg ze op, maar spoedig vielen zij weêr dicht,
en mijn geest schiep mij een ander tafereel.
Ik zag een groote zaalliet wemelde daar van honderde
menschen. Toen ik ze nader beschouwde, zag ik dat het
jongelieden waren, die op het punt stonden den mannelij-
ken leeftijd intetreden. Ik herkende in hen militairen, die
na kortoren of langeren tijd officier zouden worden.
Weldra viel mijn oog op twee van hen, die in een druk
gesprek met elkander waren, en waarvan de een door zijn
levendige gebaren deed denken dat het onderwerp, waar
over zij spraken, zijn gemoed geheel in opstand bracht.
Toen ik hem nog nader beschouwde herkende ik in hem
dienzelfden Willem, die zich aan mijn geest als een jeug
dige knaap, zittende op de knie van zijn vader, had voor
gedaan.
Karei, hoor ik hem zeggen, ik kan mij niet begrijpen
dat je je nog zulke illusien van den militairen stand maakt,
ik heb er al genoeg van. Het verwondert mij nog iederen
dag, dat ik zoo dwaas geweest ben deze carrière gekozen
te hebben.
Ja, Willem, je bent ook niets geschikt voor militair,
je bent veel te ernstig in je denken, het minste onrecht zet
je gemoed in vuur en vlamen doet je vele zaken te zwaar
opnemen.
Zwaar opnemen, maar zou je bloed dan ook niet be
ginnen te koken als je zulke kleingeestigheden ziet. Ze