62 willen hebben dat je als menschen handelt, en ze beschou wen je als kinderen. Hang je niet geheel van je meerde ren af, moet je niet dikwijls beleedigende woorden en ge leden onrecht in stilte maar verkroppen; en als je je dan nog beklaagt, wordt je dan niet vaak toegeduwd: spreek maar niet, wat je ook zegt, ik geloof je toch niet, wantik weet alles al. En dat alles wetendoor wien geschiedt dat? Is dat niet door hem, die je onrecht heeft aangedaan; en die wordt dan maar onvoorwaardelijk geloofd, omdat hij je meerdere is. Noem je dat dan nog de zaken te zwaar opnemen, als je daar tegen in opstand komt. Ja misschien zou ik dat alles nog met stilzwijgen voorbij la ten gaanals de omgang met elkaar die verdrietelijkheden maar deed vergeten. Maar hoe is deze? hoe worden hier de jongere jaren beschouwd? Waarom buiten dienst met hen niet omgegaan als met je gelijke; waarom ze zoo diep beneden je geacht; ze hebben toch hetzelfde doel voor oo- gen, en je zult in je carrière dikwijls met hen in aanraking moeten komen. Neen, hierdoor worden de ware militaire deugden niet aangekweekt maar veeleer verstikt. Goed dat de nieuwelingen eens groen loopen, maar dat heele jaar uw onderdanige dienaar' te spelen, neen, dat moest hier niet bestaan. En verder, wat geniet je hier van je leven, hier in die altijd durende opsluiting. Kan je geest genoeg voed- sel vinden in dien engen kring, waarin je je hier moet bewegen Nu, over een jaar ben je er af, en kan je zooveel genieten als je wilt. Ja genieten, als je in een klein garnizoensplaatsje komt, waar de menschen zoo klein stadtisch denken; en de mees ten genoegen scheppen in kwaad spreken en de cronique

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1871 | | pagina 128