78 'twas of de haar afgedwongen belofte haar in de keel bleef steken, ze kon hem toch niet zeggen, dat ze naar Joost niet meer om zou zien alles draaide om haar heende boomen dreigden op haar te vallen; de wind fluisterde haar beurtelings ja en neen in; ze duizelde, meer nog misschien dan de maanmenschen van Joost; eindelijk zij ze flauw „Joa." Het was haar lichter om 'thart, de dronkaard ging haar voorbij, verdween weldra, en Geurtje was alleen. Eerst meende ze in snikken uit te barstenmaar de gedachte aan hare moeder weerhield haar, en met een overkropt ge moed liep ze voort, voort naar het ouderlijk huis. Weder waren drie maanden verstreken, maanden, gedu rende welke Geurije veel veranderd was, veel was afgevallen Ja, /,de wangen as pap," zoo als Joost zei, waren heel wat geslonken; de kleurtjes als lijsterbessen waren heel wat verbleekt. Was dan eensklaps de dood in hare wo ning binnengeslopen; had zijne hand ook iemand, wellicht hare moeder, van daar binnen weggerukt? Neen, lezer, 'tis wat anders, iets waarmede ge gedeeltelijk reeds bekend zijt. De uren, die ze vrij had, werd ze door Aart gezel schap gehouden, ging ze uit, Aart haar achterna, overal Aart, altijd Aart, terwijl ze voor het ergste vreesde, als ze het waagde Joost te naderen. Bovendien was hare moeder voor alle waarschuwingen en wenken doof en blind en zag ze met vreugde, hoe hare dochter den laatst en tijd Joost Brandsen vermeed. O, 't woar Geurtje wèk up wek, dag aan dag, uur op uur benauwder geworden. Hoar moeder had ze 't niet kunnen zeggen, 'thad er in 'theufd gedreejd, 't wierd er

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1871 | | pagina 144