AAN MIJN VRIEND, Wanneer ik blader in liet album Waarin van ben de beelden staan, Die eens zich mijne vrienden noemden, Dan doet mij 'tmeest uw beeldt'nis aan. Ik denk dan aan een zoet verleden, Toen 'kU, mijn boezemvriend, nog had; Een vriend, die mijn geheimen kende, Yoor wien ik streed, voor wien ik bad. Dan komt m'uw goed en groot karakter, Uw edel hart, uw keldre geest, In al haar kleuren weer te binnen, Als waart ge nimmer weg geweest. Dan zie ik weer die schoone lokken Dien fermen blik, dat helder oog, Waaruit ik in uw hart kon lezen; Een hart, dat nimmer mij bedroog. Helaas! die tijden zijn gevloden, Niets rest mij dan d'erinnering meer; Maar God! wil mijn gebed verhooren, Eu voer mij eenmaal tot hem weer.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1871 | | pagina 73