9 elkander verneemtmaar om te zorgen dat men gedurende korteren of langeren tijd niets van den een of ander hoort. Deze weinige opmerkingen zullen voldoende zijn om ons te overtuigendat men deze verschillende personen ook met verschillende oogen aanziet. Yraag aan tien personen hun oordeel over een agent van policie, en gij zult tien ver schillende antwoorden krijgen. Deze zegt„Ik heb respect voor dien man, want hij zorgt voor de rust en de veilig heid der burgers, en ik kan me niet begrijpen, hoe er menschen zijndie zoo laag op hem kunnen neerzien.'5 „Wat", zegt een ander, „respect! geen zier, ik kan nu juist niet begrijpen, hoe iemand zich tot die betrekking kan verlagen". „Och'^ zegt een derde, „ze moeten er nu eenmaal zijn, 'tis een noodzakelijk kwaad, maar wat mij aangaat, ik kijk hem niet aan, zoo'n diender, ik zou je danken". En het hooggeleerd oordeel van n°. 4 luidt: „Het is dat die lieden kleeren dragen, waaraan men ze kan herkennen, maar agenten van policie en schoolmees ters ontloopen elkaar niet veel; twee bruggen ver kan men zien dat er zoo'n wezen nadert." Nu, 'tis dan ook waar, wat een agent van policie voor 'tgroot gepeupel is, dat is een schoolmeester voor 't kleine. En waar zou ik eindigen, als ik op wilde sommen, op hoeveel wijzen die man be oordeeld wordt! En hoe nu, wat den brievenbesteller aangaat? Die man wordt ook met tamelijk verschillende oogen aangezien, maar met dat onderschei^, dat ik kans zie, hem van daag te begroeten als de voltooier van mijn geluk, als een voor mij onmisbaar persoon, als een engel in menschengedaante, en morgen als een Jobsbode, als de verwoester van mijn

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1871 | | pagina 75