11 die zelf niet weet hoe rijk hij is, maar die ook niet weet, hoe arm andere menschen zijn. Maar kom, treden wij binnen, ge zult hem en zijn personeel leeren kennen, lteeds aanstonds zien we een prachtig personaadje; blauwe jas, zilveren knoopen, roode broek, hooge laarzen, dit al met een sierlijk gekapt en goed geparfumeerd hoofd, zou u doen denken den heer des huizes zelf, of misschien den een of anderen hoogen gast te zien; pardon, dat is nu eigent- lijk de huisknecht. Luisteren we zijn gesprek af, dat hij met een zijner trawanten, den portier, voert: z/Jan, heb je nog geen brief aangenomen"? - //Neen, de bode is nog niet gepasseerd; verwacht mijn heer of mevrouw een brief"? z/Ja, zie je, we hadden" (en hij drukte tamelijk wel op dat voornaamwoord) ,/we hadden er gisteren al een ver wacht van mijnheer zen zoon, of eigentlijk niet van zen zoon, maar van nou ja, 'tgaat je ook eigentlijk niet aan, ik wou je alleen maar zeggen, dat je dien brief dadelijk boven, moet brengen als hij komt". Mijnheer de huisknecht is vertrokken; er wordt gebeld; ja waarlijk, de brievenbesteller heeft ons ingehaald. //Een dubbeltje! alsjeblieft". Het dubbeltje wordt gegeven, en de besteller gaat maar weêr verder op, zonder zich te be kommeren over den indrukdien de brief zal teweeg bren gen, over het antwoord, dat hij zal uitlokken, noch hoe men spreken zal over hemden brievenbesteller. De knecht komt boven en reikt den brief aan Mijnheer over. //Zoo heeft die nare vent hem eindelijk gebracht; ik dacht dat hij maar weêr voorbij zou gaan; 'tis echter niet de eerste maal dat hij me zoolang laat wachten, en

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1871 | | pagina 77