12 ik zal er nu den postdirecteur eens over spreken." Arme brievenbesteller! liadt ge nu daarvoor zoo hard geloopen, hadt ge daarvoor een half uur staan wachten, vóór dat de post aankwam? Ligt het dan aan u, dat die brief niet eerder geschreven en verzonden is? En toch gij krijgt de schuld, gij hadt harder moeten loopen, gij loopt altijd zoo langzaam, gij zijt een nare vent, gij maar wacht, als de brief gelezen is zult ge nog heel wat anders lioo- ren. Luister maar: De brief is van Mijnheer zen zoon, voor wien hij gesolliciteerd heeft naar een burgemeesters postje. Door hulp van zijn vriend P. was het gelukt hem op het tweetal te krijgen en hij (de zoon) stond boven aan. En nu behelst de brief zeker, dat Adolt' benoemd is? O, was dat nog maar het geval, dan had ik hoop dat de be steller er met het reeds gezegde zou afkomen; maar neen; de zoon schrijft, dat niet hij, maar zijn vriend G. benoemd is, en tevens schrijft hij, dat hij geld, veel geld noodig heeft. Nn is papa wel rijk, maar hij behoort onder die menschen, die zich niet gaarne uitkleeden vóór ze naar bed gaan, al houden ze nog een chamber-cloak over, om zoolang in te blijven zitten. „Dat had die lamme vent ook wel kunnen houden; is hij gek, om mij altijd zulke Jobslijdingen te brengenHet is toch mijn adres wel laat eens zien, jawel; nu, hij was anders dom genoeg om den brief verkeerd te bezorgen". Na zulk eene beschul diging, dat gij dom zijt, gij, die in uw tijd tweemaal examen voor ondermeester gedaan hebt, na zulk eene be schuldiging zeg ikvind ik geen woorden om u te bekla gen arme brievenbestellerEn zooarme mangaat het bijna den ganschen dag door, zoo wordt gij, die zoo zuur

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1871 | | pagina 78