13 uw stukje brood verdiend, afgesnauwd, meer dan menig een denkt, meer dan gij zelf weet. Och, die groote hee- ren weten niet wat het zegt, van 's morgens vroeg tot 's avonds laat langs den weg te loopen, u haastende om toch spoedig de brieven, waarnaar vaak zoo hard verlangd wordt, te bezorgen. En dan, als ge u haast en het zweet u langs het gezicht druipt, dan zijt ge nog afhankelijk van de cene of andere luie keukenmeid, die u soms tien minuten of langer laat wachten op uw dubbeltje, dat nog niet eens voor u is. Och, dat men toch eens uw waarde erkenne, en u beloone voor de dienstenwelke gij der maatschappij bewijst; die maatschappijwelke u slechts met ondank beloont. Maar laat ons zien of er ook soms niet een lichtstraaltje valt op uwen anders zoo donkeren levensweg. Treden wij ginds dat nette, hoewel onaanzienlijke huisje binnen. Al les is hier even helder en reinen hoe zou het anders kunnen als we haar zien aan wie de zorg er voor is op gedragen. Een blond, blauwoogig meisje, met een helder wit voorschoot is bezig aan het herstellen van eenig linnen goed. Zij is schoon, ja, maar hare anders zoo heldere oogen staan dof en strak. Nu en dan bevochtigt een traan het werk, waaraan zij bezig is, en als hare moeder binnen komt en haar troosten wil, dan kan zij het niet langer uit houden, snikkend valt zij aan moeders borst, en door haar snikken heen zegt ze: „Ach moeder, nu reeds tien dagen, en nog geen bericht!" En zij heeft reden treurig te zijn; vóór vier jaren had zij haar hart gegeven aan haren Willem, dien zij zoo innig lief had, en dien zij zoo gaarne nooit, nooit zou verlaten hebben. Maar het wreede noodlot dwong hem, zich naar

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1871 | | pagina 79