14
het verre oosten te begeven, waar Marie hem nu niet vol
gen kondroevig was hun afscheid en zwaar viel het Marie
zich aan het afzijn van den geliefde te wennen maar zij
troostte zich met de gedachte: Jiij werkt voor ons geluk,
spoedig komt hij weêr, dan wordt ik zijn lief vrouwtje,
en geen zeeën kunnen ons meer scheiden." Hoe had zij
den goeden brievenbesteller de hand gedrukttoen hij haar
eens een brief bracht, met de tijding dat "Willem op reis
was naar Holland, dat hij binnen eenige dagen bij haar
zijn kon. Daar komt op eens het vernietigend bericht dat
het schip, dat "Willem zou overbrengen, vergaan is, en
slechts twee of drie van de passagiers het leven in de boot
hebben kunnen redden. Twee of drie; en Willem? zou hij
er bij zijn, of zou hij, als zoo velen maar neen, dat
kan zij niet gelooven; dood! daarvoor had zij niet zoo
trouw op hem gewacht. En nu, reeds tien dagen zit zij
daar weenend te wachten, of er geen blijde tijding van
haar vriend komt, en zij wacht reeds al dien tijd te ver
geefs. Kan de brief ook verloren zijn; zou de besteller
haar vergeten hebben, of zou het dan waarlijk waar zijn,
wat moeder en andere betrekkingen haar behoedzaam heb
ben voorgestelddat ook hij den dood gevonden had in de
diepe zee?
Weêr is het tijd dat de post aankomt, weêr zit Ma
rie angstig te luisteren of de brievenbesteller niet nadert.
Eindelijk, daar hoort zij iemand naderen; ja, zij herkent
hem reeds, den ouden Jakob met zijn grooten tasch; zij
wacht immers al tien dagen op hemzou hij weêr voorbij
loopen, zooals hij zoo vaak deed; maar zie, hij lacht haar
in de verte toe; zou hij, maar God, neen dat zou te