31
men den wereldlijken rechter niet kan laten straffen, omdat
men daardoor zich zelf en de zijnen aan openlijke schande
overgeeft, dan zullen velen zeggen, „laat God straffen",
maar zou dan de zwakke mensch niet eerder zeggen, „neen
ik straf zelf!" En in dit geval beklaag ik den beleedigde,
maar veroordeel hem niet. En hoe is nu dat duel eigent-
lijk in de wereld gekomen? Men zegt: daar zijn de mid
deleeuwen de schuld van, maar ik geloof dat deze het
duel wel onderhouden en aangekweekt, maar niet gescha
pen hebben. Reeds in de oudste tijden bestond het, maar
in die tijden leefden er barbaren, in die tijden was er geen
rechtspleging, ieder was zijn eigen rechter; toen kan ik
mij begrijpen dat een tweegevecht dikwijls het gevolg eener
beleediging of mishandeling was. En ook in de middel
eeuwen toen het vuistrecht goldtoen de sterkste de mach-
tigste was, en zoo dikwijls een veete door een gevecht van
weinigesoms van twee mannen beslecht werdtoen kon
een duel soms noodig, zelfs nuttig zijn. Maar nu, in de
eeuw der beschaving, moest het nu nog bestaan, moest
het nu nog zoo algemeen zijn? Vallen er niet offers genoeg
van de helaas nog te groote willekeur der vorsten; moet
ook nu nog zoo vaak de vriend den vriend, ja de broeder
den broeder dooden? Neen, lezer, het moest zoo niet zijn.
„Maar" zegt ge, „gij praat goed over afschaffengeef er
maar iets beters voor in de plaats."
En gij hebt recht dit te zeggen; maar bedenk ik ben
jong, heb niet genoeg ondervinding en menschenkeunis om
aanstonds te zeggen: „dit of dat zal er in voorzien." Om
echter den schijn van lichtvaardige veroordeeling te ont
gaan, zal ik 11 zeggen hoe ik deuk, dat het geschikt kan