32 worden. Zie, voor bepaalde misdaden, jegens u bedreven, is daar geen rechtspleging voor, die u voldoening ver schaft. En is er een zaak, die niet aan die rechtspleging kan onderworpen worden of waarin die rechtspleging niet voorziet (ik spreek hier vooral voor u, militairen), is ex- zulk een zaak, zeg ik, welnu benoem een raad van eer; dat die beslisse, dat die den beleediger straffe, dat die den beleedigde recht doe! Misschien is, wat ik zeg, onjuist en onuitvoerbaar, maar ik schrijf slechts mijne gedachten neer ik dring die nie mand op. Zoolang echter zulk een tegenmiddel niet bestaat, zoo lang, ik moet het tot mijne smart erkennen, zoolang blijf ik het duel beschouwen als een kwaad, maar een, vooral voor den militair, noodzakelijk kwaad, wil hij bij velen den naam van man van eer niet verliezen. Een noodza kelijk kwaadGod geve dat het niet lang meer ïxoodza- kelijk zijn moge B.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1871 | | pagina 98