VERLIEFD.
Velen moog' in droom verschijnen
Ééne, die hem 'tdierbaarst is,
Doch dan steeds met eng'len lachjes
Lieve wenkjes, 'tschoonst vernis
Op de karmozijnen lippen,
Zoo is 'tbeeld der zoetelief,
Meestal in de schoonste kleuren.
Is het soms niet waar? Wat blief?
Zoo ook gaat het mij veelvuldig,
Uren lang soms zit ik stil
Om te peinzen, om le scheppen,
Wat mijn geest maar scheppen wil.
Altijd is het dan een meisje
Met een zachten, lieven lach,
Die 'kzie dartlen, die 'khoor zingen,
Zoo als zij alleen vermag.
Wein'gen zijn als ik gelukkig,
Bij 'taanschouweu van dat beeld,
'tLieflijk beeld, waarvan de aanblik
Bij mij iedre wonde heelt.
Dwaas toch, 'kkan er soms om lagchen
Als 'kme zelf dan attrapeer;