43 menheer, en zij had mijn vader en mij zoo lief; altijd was ze het met vader eens, en toen ik veertien of vijf tien jaar was, verwonderde ik mij dikwijls dat twee nien- schen altijd zoo volmaakt in alles konden overeenstemmen. En toch waren ze het zeker wel eens niet volkomen eens maar als de kinderen er dan bij waren, dan wisten ze het altijd voor te laten komen als of ze er precies eender over dachten en altijd in 'tzelfde schuitje voeren. Meneer, ik weet het noghoe zij mij voor het eerst naar school bracht, hoe zij mijn tranen afveegde voor wij het gebouw binnen gingenik weet nog hoe zij altijd voor ons in de weer was, 's morgens vroeg opstond om onze kleêren te herstellendie wij dien dag aan moesten hebbenhoe zij 's avonds, na ons naar bed gebracht te hebben nog bleef zitten om onze kousen te stoppen. Ik denk nog zoo dikwijls er aanhoe warmpjes zij 's morgens mijn vader instopteals hij op een guren winterdag vroeg aan 't werk moesthoe zij ons zondags altijd trakteerde op koekjes bij de koffie; hoe blijde zij was als wij een van allen jarig waren en hoe zij ons dan op pannekoeken onthaalde. Ja, menheer, zoo'n vrouw was mijne moe der en toch moest zij sterven." Waarom volgde ik Thomas voorbeeld en veegde mijn oogen af; waarom drongen mij de tranen uit de oogen? Was het om de dood van eene vrouwdie ik nooit ge kend had; was het van aandoening om de kinderlijke liefde, die de grijsaard zijne reeds lang gestorven moeder toedroeg? was het omdat ik voeldedat ik niet zóó mijne moeder liefhad als die man zonder opvoeding, die man uit het volk?

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1872 | | pagina 101