Maar wat zou 'k hebben aan een vrouw Die alles goeds bezat Al was zij mij onwrikbaar trouw, Als zij geen bruidschat had? Het was dan liefde zonder eind; Maar vult die wel de maag? Al ben ik ook met haar vereint, Goed eten doe ik graag. 'tls koude proza wat ik schrijf, Maar niettemin zeer waar Opdat de liefde leven blijv' Diene 'teten tijdig klaar. Dus daarom nog een wensch geuit, Die 'kgaarne zag vervuld, Dan is 'tbeeld van mijne bruid, Tn 't schoonste licht gehuld. Een ton of drie, een mooi groot huis Gelegen in den Haag; Een buitentje met vee »in kluis," Is alles wat ik vraag. Een leven, vrij van tegenspoed, Zij verder nog mijn deel Een rustig hart en kalm gemoed Voltooie het geheel. Misschien verwijt mij menigeen, Dat ik veeleischend ben: En toch, iets minder droomt niet één Van allen, die ik ken.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1872 | | pagina 120