51 digheid van de aan de Academie verbondene Officieren en Ambtenaren plaats. Nadat onze Gouverneur het gewapend aangetreden kadettenkorps op het buitenplein der Academie geïnspecteerd had, sprak Z.H.E.Gestr. ons toeherinnerde ons met eenige woorden aan de officierendie op de citadel hun leven voor het vader land lieten en zette ons den wensch van Z. M. uiteen dat de krans zou strekken als een blijvende herinne ring aan die officieren, en ons een aansporing zijn zou tot vaderlandsliefde en zelfopoffering, waar dit gevorderd wordt. Het »Leve de Koning", waarmee hij zijne toespraak eindigde, werd als uit één mond herhaald. De lauwerkrans kreeg eene plaats in de rij der heldenwier portretten onze uitspanningszaal versieren. Overigens werd de eentonige dagenreeks, die ons naar het begin van 1872 voerde, door weinige mel denswaardige gebeurtenissen afgewisseld. Slechts de najaarskermis en het Kerstverlof verschaften velen eenige aangename dagen en deed het laatste gedeelte des jaars spoedig voorbijgaan. En hiermede zijn wij het jaar 1872 genaderd en het tijdperk, dat wij ons tot taak gesteld hebben te beschrijven, geëindigd. Wij nemen dus afscheid van u, lezer, en zenden onzen almanakin de hoop op eene goede ont vangst, de wijde wereld in. C. J. Snijders.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1872 | | pagina 57