4 zien ik kan niet, ik zal mij bewegen ik kan niet, ik zal opspringen, ik zal schreeuwen, gillen, zeg gen dat ik leef. O God! zou het waar zijn, zou ik dood zijn. Ik kan niet sprekenik kan mij niet bewegen Maar ik hoor immers? O 'tis om gek te worden, mijn verstand, mijn hoofd zijn weg! ha, ik heb het, ik ben schijndood Vreeselijk, nu ik mijn toestand besef, de levenden hebben mij onder de dooden verklaard Maar zou ik nu niet een' honderdvoudigen dood ster ven, o mijn lot is afgrijselijk. Ik smeek u, gij, die mij onder de dooden plaatst, vermoordt mijmaar martelt mij zoo nietneengij zult mij zulk een foltering niet laten ondergaan; ik heb u geen leed gedaan, martelt mij zoo niet, niet zoo vreese lijk, ik zal u zegenen, maakt nu een einde aan mijn leven. Doch wat weten zij het, ik ben nu in hunne oogen geen mensch meer, en toch leef ik. God! geef mij ten minste rust, neem mijn verstand weg, laat mij krankzinnig worden, dat ik mijnongeluk, mijn ellende niet bemerke! Doch neendat mag niet gebeurenhelsch zal men u martelen, tot op het laatste zult gij denken, gij zult levend begraven worden, gij zult bij uwe eigene begrafenis zijn. Men raakt mij aan; wat zal dat zijn; ha, ik geniet; een heerlijke rozengeur verspreidt zich om mij henen; o dat is een geschenk der vriendschap; ik dank U, gij vriend, die mij zonder het te weten nog zoo gelukkig maakt; roos, gij zult met mij zijn, tot op het laatste

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1872 | | pagina 62