6
welke mij van het lijf vliegen, en ik word wakker ge
maakt door mijn slaapkameraaddie mij toeroept: »Zeg
eens, is dat gebulk haast gedaan! ik kan waarachtig
niet wollen, zoo'n kabaal maak jij; ik heb al een paar
laarzen naar je kop gesmeten."
Zoo! dacht ik, mijne oogen uitwrijvende, dan heb ik
het smijten van je laarzen tegen mijn beschot voor het
vastprikken van mijn doodkist gehouden.
Ik had 's avonds te zwaar gesoupeerdhet was slechts
een droom
W.