8
Zegt
Wat is schooner nog
Dan, voor gebrek en nood,
Te hoeden 't huisgezin
Te winnen 't daaglijksch brood?
De kinderen te kussen
Als men van d' arbeid komt,
Terwijl de oudervreugd
De stem der zorg verstomt?
Het schoonste echter vinden wij,
Dat men zich op zijn tijd,
Aan beide, huis en vaderland,
Met al zijn krachten wijdt.
L. d. B.
BLADVULLING.
Vergelijkt men den mensch bij een boomgaard
En zijn hersens bij boomcn daar uit,
Dan zijn de gedachten de bloesems,
En de dadendie volgenhet fruit.
Van de bloesems, dus van de gedachten,
Helaaszijn er velen zeer klein
Het is daarom ook zeer natuurlijk,
Dat de daden niet groot zullen zijn.
De meeste bloesems nu vallen
Van den boom bij den minsten ruk;
Misschien vinden velen dit jammer;
Ik houd het voor een geluk.
L. d. B.