TOEVALLIG. (naar eene schilderij.) Mooi Grietje, ze was er de roem van 't dorp, Want schooner in stee was er geene, 't Half ontlokene roosje gelijk, Aan vroolijkheidfrischheid en fraaiheid zoo rijk, Van alle de meisjes niet eene. En als ze dan 'smorgens kwam door het veld, Dan zong ze Aurora een liedje Dan stak het viooltje van tusschen het mos Zijn knopje omhoog, en de voog'len van 'tbosch, Die riepen: »Mooi Grietje, Mooi Grietje." En weer was ze 's morgens op 'tbrugje der vliet, Daar komt Gijs de Jager haar tegen Precies op het middende plank was maar smal Passceren, dat ging niet; teruggaan, stond mal/ Vondjkfrietje; ze werd wat verlegen. En Gijs, die bleef vast bij 'tgenomen besluit. Eerst moest ze den tol hem betalen; Hij vond het geval zoo onaardig nog niet, Zij vond het toevallig, en staarde in de vliet: Wat volgde zal ik niet verhalen,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1872 | | pagina 67