GOEDE RAAD. (historisch.) 'tWas een zonderling man, die van Asperen! een zonderling man, want hij zeide zoo alles wat hij meen de; iemand die voor alles zoo rechtuit kwam, en niet als een ander altijd zei dat 'them speet, dat hij iemand niet t' huis gevonden hadals hij blij was een botje ge vangen te hebben; een »rare" man, zeide de wereld, die als het stortregende Zondags in zijn daagsche jas liep en zijn beste niet bedierf, omdat het Zondag was; die als de andere menschen jammerend over het een of ander ongeluk dagen lang redeneerdenen elkaar van de grootte er van trachten te overtuigen, met: »'tls ver schrikkelijk, ijzingwekkend, hartverscheurend enz.", niets zei dan »Arme bliksems" en een rijksdaalder op de col- lectieschaal smeet; 'twas een zonderling man, althans dat zeiden de lui in de stad; maar ik vond hem nog zoo zonderling niet, ik geloof dat hij praktisch was, zoo iemand die van handelen hield, altijd recht op het doel aanging en zich niet aan het oordeel der wereld stoorde, misschien wel wat al te weinig. Maar, »les extremes se touchent" door te veel te handelen raakte hij dik wijls nog verder van wal dan de menschendie de zaak langs hunne koude kleeren lieten afdruipen. Onder- de zonderlingheden van v. Asperen behoorde ook

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1872 | | pagina 69