15
Hoe hij dien morgen zoo raar was, begreep hij zelf niet:
maar hij wou maar, dat zijn dochter beneden kwam,
dan zou hij wel weer op zijn verhaal komen.
»Leen! kom je haast?" klonk het aan de trap; maar
geen geluid deed zich hooren. »Ze heeft zich wat ver
slapen," dacht van Asperen, ik ben het wel van haar niet
gewend; enfin als ze maar niet ziek is. Ik zal eens even
naar buiten gaan rijden; als ik weerom kom, zal ze
wel op zijn; en hij bekommerde zich niet meer om zijne
dochter.
Pierre, span de bruine eens in; toe gauw, want ik
heb haast!"
Geen antwoord.
»Wat duivel! dat heb je van die verliefde lui, die
hooren en zien niets, zeggen ze, hoewel ik het vreemd
vinddat je zoo op eens voor bijna alles stokdoof en
stekeblind kunt worden. Pierre! Piet! hoe heet je, hé,
holla! geef eens asem, de bruine voor de sjees!"
Doodelijke stilte.
Wel sakkerlootzijn ze van morgen dan allemaal doof?
Leentje, Pierre! Piet, Leentje, he holla!....
Een week later.
v. Asperen wilde toch toonen dat hij een praktisch
man was.
«Veel geschreeuw er over te maken," mompelde hij
in zichzelven, «is maar gekheid; als ik werk van de zaak
maak, is het resultaat dat ze me uitlachen, omdat ik