K. M. A.
Ziet gij ginds, zoo stil en eenzaam
't Huis met vele vensters staan
't Groot gebouw met dikke muren
Waar men niemand uit ziet gaan?
Maand September heeft het leven
De kadetten weer gegeven,
Vreedzaam wonend met elkaar,
Één jaar is er nu verdwenen
En een ander weer verschenen
En dat nieuwe heet nu baar.
Onder luid en vroolijk tieren
Waren zij naar huis gegaan,
Maar nu is het uit met 't zwieren
En het tieren is gedaan.
Door de liefde rijk aan zorgen,
Voor de wereld gansch verborgen
Stil maar wel wat al te stil
Zijn zij nu hier opgesloten
Om hun kennis te vergrooten
Immers 't was hun eigen wil.
2