18 Herfst en winter vloden henen Onder 'tblak'ren van de rust. Februaar is nauw verdwenen Of de jonker zit gerust Bij een tiental boeken neder Allen in geel kalfsleder; Stil, maar ook niet al te stil, Want als 'twerken gaat vervelen. Gaat hij een partijtje spelen En volgt liefst zijn eigen wil. Nu zij werken zoo tegader, Broeit een onweêr aan de lucht, Donker dreigend drijft het nader, En de nijvre jonker ducht, Dat een onheil hem zal treffen. Achwie kan zijn angst beselfen Steeds vermeerdert nu zijn vrees Steeds vermeerdert nu zijn beven, Hij weet niet wat het zal geven, Maar verwacht misschien een sjees. Maar vrees nietbezorgde jonker Als de toekomst moeilijk schijnt, Al is zij ook nog zoo donker, Licht dat 't onheil nog verdwijnt. Redding kunt g' u immers denken, Diewaar ook de kans moog zwenken Haar verkeert als met de hand Doet 't examen u verbleeken, Wellicht nog in weinig weken Leest g' uw plaatsing in de krant.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1872 | | pagina 76