49 Ziet, één zit daar op 't examen, Goed zag hij zijn zaken na, Op een briefje nam hij namen Meeslechts pro memoria 't Antwoord op een tal van vragen, Want hij kon er niet slagen Ze te bergen in zijn hoofd Moeilijke berekeningen, Die hem veel te hoog steeds gingen, Hoe hij er op zwoegd' en sloofd1. Nu hij deze juist vergadert En kwanswijs zijn neus eens snuit, Hoortiemand die schuiflend nadert Owelk een verdacht geluid. Achwaarheen zal hij zich keeren Zou hij ook den jonker deeren, Voor dit onheil reeds vervaard? Dezen wordt het bang te moede Maar hoopt toch steeds op het goede, En houdt zich daarom bedaard. Meen'ge omweg, maakt de luit'nant Daar hij 'tsteggelen wel ziet, Maar de jonker, wijs van zijn kant Dobt als merkte hij het niet; Zit gezichten steeds te trekken Om geen argwaan te verwekken Alsof hij aan 't denken is; Echter' siddert hij bestendig En verknijpt zich zelf inwendig, Want hij denkt, 'tloopt zeker mis.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1872 | | pagina 77