KERKGAAN. Wij bevinden ons op een Zondagmorgen in de ko ninklijke residentie, het vorstelijk 's Gravenhage. 'tls ongeveer een uur of tien. Yan alle torens en tempels liet verward gelui der klokkendie ieder op een ande ren toon de door elkander krioelende stervelingen aan hun voet naar de godshuizen roepen, alsof ze zeiden: »hier preekt dominé A.hier dominé B.haast U wat, anders krijgt ge geen plaats meer." En de woelende menigte geeft er wel aan gehoorde een gaat in deze richting, de ander in die: de een vliegt, omdat Dominé P. preekt, waar het altijd stampvol is; de ander loopt een straatje om, omdat het anders zooja, hij zal het maar beken nen, zoo lang duurt; maar waarom gaat hij dan? Wel, omdat, ja, omdat het Zondag is, omdat men dan altijd naar de kerk gaat, enfin! dat hoort zoo. Alom schitte rende equipages, die den eenvoudigen voetganger voor bijsnorren en zich slechts verwaardigen hem met het slijk, dat zij opwerpen, te bespatten; want zij brengen Gravin C. of Baronnesse E. naar de kerkwelke laatste altijd te laat komt, omdat dit ton is; waarvoor heeft ze anders hare blauwe zijden japon aangedaan, die het vrome gezang- der vergaderde menigte met haar geruisch en geklater zal accompagneeren. Rijk en arm, oud en jong, ze stroo men samen, ze vieren den Zondag, den dag des Hoeren,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1872 | | pagina 85