28 De jonge v. Epe, die ook al vroeg op 'tpad was, ge voelde zich echter niet bijzonder aangetrokken om de eene. ol andere kerk binnen te gaan. Niet dat hij dat anders zoo trouw deedwant te gaan omdat het Zondag was vond hij dwaas om uit een ander oogpunt binnen te tre den, daar bad hij als alleenloopend jongmensch nog nooit zoo sterk over nagedacht; maar van daag vooral voelde hij veel meer lust om wat te gaan wandelenden geheelen Zondagmorgen op zijne kamer met een cigaar in zijn hoofd in een luierstoel te liggen, vond hij wel wat vervelend. Zonder op de kerkgangers te lettenliep hij maar door straat in straat uit en was weldra buiten het stadsch gewemel en zonder het zelf te weten aan den ingang van het boscli gekomen. 'tWas zulk prachtig weer, het jonge zomer groen zag er zoo frisch uit, de zon scheen zoo prachtig op de eeuwenoude reuzen van het woud, 'twas er zoo koel en heerlijk in dien vorstelijken lusttuin, dat van Epe zich onweerstaanbaar aangetrokken gevoelde om er wat rond te dooien. Hoe lang hij al had rondgeloo- pen, wist hij zelf niet, toen hij merkte dat hij aan den eersten vijver was. Hij besloot een poosje op een dei- banken te gaan zitten. Wat was het hier stil! »hoe anders," dacht hij, »dan het van middag om twee uur hier zijn zal;" hij liet zijne blikken over de spie gelende watervlakte gaanhij zag de boomen aan den overkant; he! wat was dat mooi! daar had hij nooit zoo opgelet. Lente had hare prachtige schakeeringen op het jonge groen dier trotsche stammen gelegd, die hunne forsche takken omhoog hieven, alsom het azuren luchtgewelf van dien hemelschen Zondag te schragen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1872 | | pagina 86