'20
Dc bruine beuk verbrak zoo schoon het anders êentooniee
groen: de zich aan geen jaargetijde storende den, tem
perde met zijne donkere kleur, de schelle tinten van beuk
en lariks. Dat alles weerspiegelde zich in het zacht be
wogen kristal van den vijver, waarop de deftige zwanen
dreven, met hunne vleugels de droppels omhoog spatten
de, die als evenveel paaiden en diamanten glinsterden in
de gouden stralen der zon. 't Was alsof de vogelen meer
luister aan dat prachtige tafereel wilden bijzetten, door
ieder op zijne eigenaardige wijze dat schoons te roemen
alsof ook zij zelf daar gevoel voor hadden en dat gevoel
in hunne liefelijke zangtoonen wisten uit te drukken,
van Epe had er zich nooit op betrapt, dat bij sentimenteel
was en was het werkelijk ook nooit geweest, maar nu
meende hij het wel te zijn; dat alles had indruk op hem
gemaakt; hij had zijne gedichten wel hier willen heb
ben dan was hij boven op de bank gaan staan om Huij-
ghens loflied voor te dragen; of neen! nog anders: hij
zou met Tollens hebben kunnen uitroepen
'tis of we alleen, met God alleen,
Hier in zijn tempel waren.
In één woord, bij was gesticht.
Geloof niet, lezer, dat de jonge van Epe iemand
was, die voor orthodoxe dominé studeerde of iets derge
lijks; och nee! hij was candidaat-notarisdie op minder
christelijke wijze al '250 van zijne collega's, die vóór
hem op de adspiranten-lijst stonden, wel duizend keer
naar de weerga had gewenscht, maar toch een goed
hart bezat, dat voor goede indrukken vatbaar was.
Nog eens, bij was gesticht; nog meer, dan dat hij het