31
sterdam, die zoo groot is, zoo'n boelom, begrijpt u,
'tis alles ook zoo duur, uclie! ucbe! ja, ja, dat komt,
zeggen ze, door den slag tusschen den Pruis en den
Franschman, ziet u; maar waar was ik ook weer?o ja!
mijn dochter Leentje, mijnheer, is ergheel erg ziekach
ik zou er nog zoo graag eens op gaan zoekenwant ze
zal wel sterven, begrijpt u; maar ik kan geen reisgeld
krijgen, 'tarmbestuur kan er zich niet mee ophouden;
en 'kheb nog wel haar laatsten brief laten zien, uche,
ucbe! 'tis hard voor 'n moeder van 70 jaarMeneerom
haar dochter van 25 te moeten overleven en ze dan,
uche! voor haar dood niet meer te kunnen zien. Kijk
Meneer, dat is haar laatste brief."
De oude reikte een papier aan v. Epe over en deze
moest met alle geweld den brief lezen. Hij las:
»Beste Moeder. Ikke ben heel erg ziek. Ikke hep de
«koors zijt de doctor en ikke laat u. Deze brief schrij-
»ven door And mijn kameraat. Kom tog gouw hier voor
»ikke doot gaat, Mufvrouw zal U hier laaten lozeeren.
»Ik blijft met de pen Maar niet met het Hart u lief
hebbende Leentje Stijfsel.
van Epe voelde zich werkelijk aangedaan.
«Goede reis, moedertje," zei hijtevens zorgende dat zij
die eens ruimschoots kon maken, en bij verwijderde zich
met rassche schreden.
't Was vreemd, dacht v. Epe in het naar huis gaan;
hoe kwam hij er toe zich het lot van eene arme
hulpelooze vrouw zoo aangetrokken te hebben. Hij
meende het te weten: Hadden die vogeltjes hem niet
toegeroepen, «loof en prijs als wij in onze zangen;"