34 Toen v. Epe op den Vijverberg aanbelde, was hij nog aan 'trepeteeren van complimentjes en lieve woorden, die hij voor Suze bewaard had. Hij voelde nog eens of zijn haar wel netjes zat, of hij zijn manchetten niet ver geten had, of de knoopjes van zijn handschoenen wel dicht waren; maar waarom, want hij kon de v. Zevenaars toch al zoo langhij was er immers aan huis geweest Ja, dat kon hij zelf zoo gauw niet zeggen, want. de deur ging open. »Is er geen belet?" »0 ja wel, Mijnheer, gaat u maar binnen." «Mijnheer, Mevrouw, Suze, hoe gaat het; neem plaats, mooi weer, hoe gaat het de familie, goed geamuseerd in de opera? enz. enz. Delicieus, ja wel, perfect, dank 11; en meer van die dingen, die men bij zoo'n geval gewoon is te zeggen, al was het precies het omgekeerde. Van Epe was bang dat er komen zounl. van Me- vrouw's kant: »Bij wien ben je van morgen ter kerk geweest?" Maar dat kwam niet. De koffie liep zonder iets merkwaardigs af, er was niet veel nieuws; Mevrouw vertelde alleen dat Mijnheer N. in de kerk zoo vreeselijk val sell had gezongen, dat Elise v. d. P., die tusschen twee haakjes eene groote nuf was, haar aanhoudend had gefixeerd; Elise vond dat die dominé L. zulke vreemde gestes maakte, Mijnheer zeide, dat eene onderafdeeling Schiermonikoog was opgericht van de zendingmaatschappij en dat er uit de spaarpot van jonge jufvrouw S. ƒ1,235 was ingekomen, als bijdrage voor de stichting ecner kerk, voor de Eskimosche broeders in den Heere op Spitsbergen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1872 | | pagina 92