38
v. Epe bijna fluisterend en op eene dame wijzende, die voor
haar ging, »men mag geen kwaad van zijn evenmensch
spreken, maardat is die, welke dat rare gevalletje
gehad heeft, vons me comprenez
»0 ja welzei van Epe, wien't niets interesseerde en
hij presenteerde Suze een arm, om haar naar 'trijtuig te
brengen.
Toen ze instapten, smeekte een grijsaard met één arm
om een aalmoes. »Je mag niet bedelen," snauwde van
Zevenaar hem toe en zat cenige oogenblikken later op
de fluweelen kussens van zijn rijtuig.
Van Epe kon dien middag niet blijven dineerenmaar
keerde huiswaarts, en toen hij 'savonds lang om Suze
gedacht had en voor zijn doen nog al zacht gestemd
was, dacht hij: »Zou 'taltijd wel in 'tkerkgaan zitten."
Lezers en lezeressen, gebeurt het niet wel eens zoo?
A. A. 13.