22
VI. DE FACTEUR.
«Ziedaarlees zeide hij zacht
zijn vriend den brief toereikende
Rastadt en Jena.
»Sergeant! een brief?"
»»Neen, Jonker.""
Dus weer geen letter, weer niets en ik had gis
teren al wat verwacht, maar zouden ze mij dan
verd vergeten? Morgen is het weer Zondag, dan
moet ik uit. De Beurs eischt geld, het Hof niet
minder, en mijn financiën zijn al in zoo'n verwenscht
deficit vervallen! Leenen is hatelijk, en toch zal het
er weer van moeten komen. Er zit niets op dan een
nieuwe brandbrief naar huis.
Die beroerde facteur!
Hade facteuren daar holt de spreker door sneeuw
of regen, in den wind of over het natte gras voor
uit naar den gewenschten geluksbode.
»Góe morgen, sergeant; een brief?"
»»Ja, Jonker.""
»Dat had ik wel gedacht, het is ook de vaste dag."
En weg holt hij weer, want de anderen mochten
het eens opmerken, dat daar op dat couvert zijn
naam met een meisjeshand is geschreven; voort moet
het, voort naar de studiekamer, in den hoek op
de stoompijp, daar kan hij vrij lezen.
Zou er wel ooit iemand ter wereld geweest zijn,
die met meer verschillende blikken werd begunstigd
dan de respectieve facteurs aan de K. M. A.?