UIT DE PORTEFEUILLE VAN EEN JONG MEISJE. 34 Grootvoetigruwhandig Verlegen en lomp Een mond als een afgrond, Een neus als een klomp; Misvormd en kwaadaardig, Met pieperige stem En akelige tronie, Is 't meisje van hem. Bruno. IJ, die mij laffe vleitaal praat En steeds mijn schoonheid roemt, En elke gril of dolle kuur Bekoorlijkheden noemt U, die mij mooie namen geeft En tot vervelens mij omzweeft, U veracht ik! Maar U, die vaak mij tegenspreekt, Mijn fouten nooit verschoont; En over 't algemeen voor mij U onverschillig toont; U, die niet naar mijn blikken zucht, Maar vaak genoeg mij zijt ontvlucht, U bemin ik! Bruno.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1878 | | pagina 112