38 dat gebouw zou ik me kunnen voorstellen, dat een Gretchen komt tot het volle besef van haar schuld en zich zoo aangegrepen voelt, dat ze het bewust zijn verliest. Was Jan van Leiden in Hamerling's König von Sion, na zich overgegeven te hebben aan den wel lust op Divara's aandringen, op deze plaats terecht gekomenen had in de duisternis alleen de maan door de kleine ruiten heen het inwendige beschenen dan zou die eenvoud hem een ergernis zijn geweest; hij zou zich dieper vernederd gevoeld hebben dan in die rijkversierde domkerk. Juist dacht ik aan den ongelukkigen Koning van Sion, en ik meende te zien hoe hij in dien heilloozen nacht zonder rust of duur ronddoolde in de ruime hallen der Munstersche kerk; ik hoorde met hem de tonen van het orgeleerst zacht ruischend en treu rig, dan gejaagder, al wilder en wilder, tot dat ze in een storm overgingen, die in hem den koorts- achtigen gloed vermeerderde tot hij bewusteloos ter aarde zonk. Aldus was ik geheel weggedwaald van de plaats waar ik mij bevond, toen eenige heldere, doch on verstaanbare tonen uit de verte mij schenen te her inneren dat ik niet de kreten hoorde van den weder- dooper, die zich door zijne Hilla vervolgd waande; het waren zachtere, vreedzame tonen; het was wer kelijkheid, het was het koor. Van tijd tot tijd mengde zich in de tonen van dat koor de eveneens welluidende stem van den priester. Ik verstond niets en toch voelde ik me getroffen. Ook zag ik in de verte aan het altaar de priesters,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1878 | | pagina 116