50 En hebben beiden zonder vrucht Hun moeite en tijd verkwist Dan zoeken ze, als den laatsten troost, Hun toevlucht in de list. Het lot des krijgs is altijd wuft, En wuft is ook de min Hij, die een rustig leven wenscht, Steil' daarop nooit zijn zin. Ook ik was traag en leefde voort In ongestoorde rust, Totdat ik voor den eersten keer Mijn meisje had gekust. Sinds drijft zij mij met zachten dwang Gestadig naar haar zin En 'k trek hier deze leering uit: »Wie kloek wil worden, minn'." Naar Ovidius. LIEFDESMART. Hoe is 't mij zoo aaklig te moede Hoe verschiet ik eensklaps van kleur, Als ik bij het walletjes pakken Soms hooren moet van den facteur, Dat nog al geen brief is gekomen. Lief Engeltje, dat ik bemin, Sinds dat ik U zag in mijn droomen In schrik'hik benevelden zin! «j

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1878 | | pagina 128